
'Je zult wel trots zijn', zeggen mensen tegen me. En dan hebben ze het over mijn zoon M. die danst in een voorstelling van Hans van Manen. Het lukt me niet om gewoon 'ja' te zeggen. Arme mensen, ze plaatsen argeloos een losse opmerking, verwachten een gewoon antwoord en krijgen dan mijn complexe en gevoelige gedenk over zich heen.
Zoon M. is veertien en danst. En ja, ik ben trots. Zeker als hij in het Hans van Manen festival danst. Of in de Notenkraker. Of in de opening van de Nederlandse Dansdagen. Maar die trots betreft slechts een laagje in mij.
Een andere laag heeft te maken met een M. van veertien. Gewoon M. met wie ik flauwe grappen kan maken, en ruzie over dat hij geen licht op zijn fiets heeft of mopper dat hij te laat aan zijn huiswerk begint. Trots omdat hij mijn zoon is. Trots om de dagelijkse dingen.
Nog weer een andere laag is bezorgd. Omdat hij altijd moe is. Om zijn volle rooster. En omdat hij steeds weer verder moet. En zijn grenzen blijft verleggen. En veel te weinig lummeltijd heeft. Hij heeft niets aan die bezorgdheid, dus ik houd mijn mond.
En deze laag is de ingewikkeldste. Mijn zoon M. staat op het podium van het Muziektheater zijn vak uit te oefenen en daarmee hoort hij niet meer bij mij. Niet een beetje niet. Nee, helemaal niet. Dat is de rottigste. Kan ik bijna niet uitleggen. Hij is veertien en heeft een zelfstandig vak, waar ik niets mee te maken heb. Gadverdamme. Het is me gewoon te professioneel. En te vroeg.
In de pauze dwaal ik alleen langs het koffiedrinkende publiek door de wandelgangen van het Muziektheater. Had ik maar een grote wollen lelijke muts op mijn hoofd met 'Moeder van M' erop. M. zou zich rot schamen. Ik niet. Ik wil dat iedereen het weet.
En daarmee ben ik toch beland bij een eenvoudig antwoord. Want dat ik zonder schaamte met zo'n muts door het Muziektheater zou willen lopen, zegt eigenlijk wel genoeg. Ja natuurlijk ben ik trots. Wat dacht je? Duhuh.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten