zondag 9 maart 2008

Mijn Strandhuis (4)

Vervolg.
Mijn derde bezoek

Behoedzaam deed ik de deur van de derde kamer open. Er scheen een rood licht. Er klonk zachte muziek. Warmte walmde me tegemoet. In het kleine kamertje zat een wulpse, geblondeerde, schaars geklede Rubensvrouw te bellen. Ze wuifde naar me, dat ik binnen kon komen. Ze stond op en sloot de gordijnen. Niet dat er iemand naar binnen kon kijken. Ook hier alleen maar duinen, steil omhoog.

Wacht eens even, dacht ik, is dit een hoer, die wacht op klanten? Maar hier ziet niemand haar. Was het de privé-hoer van onze artiest? Ik ging op de andere barkruk zitten. Mijn spijkerbroek, wollen vest en geitenharen sokken staken wat lomp af tegen haar sexy outfit. Ze droeg zo'n strak ding, ja, hoe noem je zoiets? Een bh, die helemaal doorloopt. Een stepin, geloof ik.

- Zeg, ik hang je. Er komt iemand binnen. Nee, hij niet. Een vrouw. Doei.

De Rubensvrouw hing op en keek naar me.

- Zo. Ben je daar dan eindelijk, zei ze en pakte een nagelvijl.
- Ik had je wel verwacht. Je was hier gisteren ook, he?
- Ja. Heb je me toen gezien?
- Nee, ik hoorde je praten met hem. Je hebt hem goed in de war gemaakt. Want 's avonds kregen we niet te eten van hem. Hij zei dat hij helemaal geen zin had om nog voor ons te koken. Hij gaf ons een tientje, en toen zijn zij en ik een patatje gaan kopen. Dat was al in geen tijden gebeurd.
- Zorgt hij voor jullie?
- Ja, zo zou je het kennen noemen. Hij is de baas. En wij doen wat hij zegt.
- Kom je wel eens in het atelier?
- In de voorkamer? Nee, bijna nooit. Dat vindt hij niet goed. Wij maken het rommelig, zegt ie. We leiden hem af. Ik vind het er ook niks an, hoor. Veel te veel hout.

Haar kleine kamertje was volgestouwd met prullaria. Roze schemerlampjes, een dressoir vol make-up en parfumpotjes en -flesjes. Een kledingkast waar de kanten topjes, broekjes, ceintuurtjes, haarbandjes uitpuilden.
Ik schoot in de lach. Nee, het atelier was niets voor haar. Daar waaide de wind. Daar waaide vernieuwing, inzicht. Hier niet, hier was het verstikkend, warm en vol. Of oordeelde ik te snel nu?

- Maar je hebt toch wel behoefte aan iets meer ruimte?
- Ik ken weg, hoor, als ik dat wil. Hij houdt me niet gevangen. Ik blijf hier uit mijn eigen vrije wil. En dat geldt ook voor het mensje hiernaast. Heb je haar ontmoet? Ze woont hier al twintig jaar of zoiets.

Ik vond haar op een of andere manier wel aardig. Rechtdoorzee als een marktkoopvrouw op de Albert Cuyp.

- Hoe heet je?

Ze deed net of ze me niet hoorde.

- De kleine lijkt trouwens kleiner dan ze is, hoor. Ze is al dik in de veertig, maar ze heb een
groeistoornis. We kennen elkaar al jaren. Eerst wilde ze er hier steeds bij, maar daar had ik geen trek in. Ik zei, je gaat naar je eigen hokkie, maar je mag zo vaak langskomen als je wilt: 1x in de ochtend, 1x in de middag, 1x in de avond. En geen gejank. Dus als ze hier is, is ze stil. En wat ze in d'r eigen tijd doet, dat mot ze zelf weten.

Ze vijlde haar nagels. Ze was mooi. Ik had zin om op haar bed te gaan liggen. Zacht en slaperig was het hier. En er hoefde niets. Er heerste hier misschien geen verbeelding. Maar ook geen pretenties.

- Ik heet trouwens Louise. En hij heet Jan. Die kleine heet Pinkie. Van traantje wegpinken, snappie. En omdat ze zo klein is, natuurlijk.

En ze lachte zo heerlijk parelend, het was erg aanstekelijk.

- Misschien moet je wat van die dikke kleren van je uittrekken. Je lijkt wel een ingepakte kroket.

Ik trok mijn trui uit en vroeg: 'Dus hoe oud is die Pinkie?'

- Ik weet het niet precies, maar ze zal zo'n jaar of 45 zijn, denk ik.
- En zit ze hier al twintig jaar te huilen?
- Ja, maar dat moet je niet al te serieus nemen, hoor. Dat is geen verdriet, eerder een gewoonte.
- En wat jij hier doet, is dat ook een gewoonte?

Even keek ze op.

- Zeg, ben jij psycholoog of zo? Als je hier gekomen bent om iedereen de les te lezen, dan hoepel je maar weer op, hoor.
- Ik zal het je nog sterker vertellen, ik ben de eigenaar van het huis.
- Ja, hoor, je ken me nog zoveel vertellen. Dan ben ik Sinterklaas, nou goed?
- Ik kom hier wonen, zei ik en ik vroeg me af waar ik opeens de zekerheid vandaan haalde. Ik neem het atelier, eh.... Jan krijgt het kamertje van Pinkie, jij mag hier blijven zitten en de huilebalk gaat er uit. Die moet meer van de wereld zien en ondervinden dat het allemaal wel meevalt. Je kan niet je hele leven op hetzelfde kamertje zielig zitten doen. Dat slaat nergens op.

Louise wilde iets terugzeggen, maar ik snoerde haar de mond. Daar was ze duidelijk niet aan gewend. Haar lippen hapten naar adem.

- Jullie mogen zo vaak in het atelier komen als je wilt. Van Jan leer ik alles over hout en de kleur rood. Van jou leer ik ook alles over de kleur rood, maar op een andere manier.

Ze giechelde en ik ook.

- En, o ja, jullie koken om de beurt voor mij. In ruil daarvoor hoef je vanaf nu geen huur te betalen.

Louise keek me verbijsterd aan. Ik ging zelfverzekerd op haar bed liggen. Ze draaide haar barkruk naar me en spreidde opschepperig haar kleine voetjes ten toon op het bed.

- Mijn teennagels zijn rood.
- Het is ook de kleur van je hart.
- En van je maandverband.

Die vrouwelijke dingen. Daar had ik nou Louise voor. Jippie. Ik kon veel van haar leren.

- De huilerige ogen van Pinkie.
- De narcissen van Jan.
- Nee...

We hoorden de buitendeur slaan. Liep Pinkie weg? Of kwam de kunstenmaker thuis? We keken elkaar aan en begonnen onbedaarlijk te lachen. Zoals alleen vrouwen dat samen kunnen.


voorjaar 2006, Jeanet van Omme
Schilderij van Karel Appel, Mannetje met de zon

Geen opmerkingen: