zondag 9 maart 2008

Mijn Strandhuis (3)



vervolg
Mijn tweede bezoek

Het was zo'n kamertje dat je echt alleen maar in vakantiehuisjes vindt. Er stonden twee stalen stapelbedden, vergeeld zeil op de vloer, Tomado boekenrekje, een stoffige rieten lamp. Er lagen stapels dekens en kussens. Het rook er verschrikkelijk muf, alsof de kamer al jaren niet was gelucht. Het raam gaf uitzicht op het duin, dat zich direct achter het raam opwierp. Weinig te zien, alleen zand en gras. Op het onderste bed zat een klein mensje. Een klein, lelijk, onooglijk, onverzorgd mensje. Ze zat zachtjes te huilen, en toen ze in de gaten kreeg dat ik haar zag, zette ze het zelfs op een brullen.

Ik had meteen een enorme afkeer van haar. Bijna haat. Hetzelfde gevoel dat ik had toen ik de keuken zag. Gadverdamme. Weer iemand die zorg en aandacht vraagt. Weer zo'n underdog, die om hulp smeekt en begrip. Ik had helemaal geen zin in haar, maar ik ging uit beleefdheid toch maar even naast haar zitten op dat onderste bed. Haar helle lichtblauwe ogen volgden mijn bewegingen, ze kroop in de uiterste hoek van het bed.

- Ik doe niks, hoor, je hoeft echt niet bang te zijn. Misschien kan je even stoppen met huilen, dan kunnen we een gesprek hebben?

Ik zei het zo vriendelijk mogelijk, maar dat bracht ik nauwelijks op. Nee, ik had genoeg mensen op schoot gehad, dit leeftijdsloze wezentje hoefde daar niet bij.

- Ik ga jou nou eens niet redden, voor de verandering. Ik schrok van mijn eigen stem.
- Als jij hier wilt blijven zitten, onzichtbaar voor de buitenwereld, in een stoffig vijftiger jaren kamertje, dan is dat jouw probleem en niet het mijne. En waarom maak je het hier niet wat gezelliger voor jezelf?

Ze knikte heftig nee, nee, nee. En ze kroop nog verder de hoek in. Ik kon niks met haar.

- Ik ga nu even verder kijken. En hup, weg was ik.

Ik was eigenlijk helemaal niet zo'n harde tante, en daarom was ik verbijsterd over mezelf. Zo'n arm wicht, ik had het normaal onder mijn hoede genomen, zonder nadenken. Maar nu niet. Ik schudde mijn voeten los. Ik draaide mijn hoofd even in een cirkel op mijn romp. Ik haalde een paar diepe teugen adem. Zo.

Ik gluurde in het atelier, maar Appelman was er nog steeds niet. Even ging ik op zijn ribfluwelen stoel zitten. De narcissen genoten van de zon en gaven extra geel. Het fijne zand stoof in patronen over het strand. In de verte zag ik wat wandelaars, een hond. Ik had me nog nooit ergens zo thuisgevoeld. Maar niet wegzakken nu, hup, verder op onderzoek. Er was nog één kamer, recht tegenover de ingang van het atelier.

wordt vervolgd

Geen opmerkingen: