donderdag 6 september 2007

Flauwekul

Gaan we weer. Grootouders. Al meer dan 60 jaar dood. Maar ze blijven de laatste tijd aan me hangen, kleven. Dwars door de tijd heen, zeuren ze aan mijn hoofd. Ik moet en ik zal over hen schrijven. (Dat doet me denken aan de Spin Sebastiaan. Hij zei tot alle and're spinnen: Vreemd, ik weet niet wat ik heb, maar ik krijg zo'n drang van binnen tot het weven van een web)

Zaterdag 1 september 2007. Ik heb een afspraak met mijn achternichtje S., dochter van mijn neef H. Goed gesprek, we springen behendig van de hak op de tak, gedeelde genen, herkenbare humor, gemeenschappelijke gedachtenkronkels. Snel hoofd. Lacht hard en hartelijk en vaak. Ik daardoor ook. We vinden het leuk dat wij elkaar onlangs hebben leren kennen. We besnuffelen het fenomeen familie. Wat is dat? Hoe komt het dat je op elkaar lijkt? Dat je je op je gemak voelt? Dat je snel tot de kern kan komen? Het onderwerp interesseert haar. Mij ook. We dompelen ons onder in het drukke Bazaar aan de Albert Cuyp.

"Hoe ziet ze eruit? vraagt mijn moeder een dag later. Ik vertelde dat ik haar gisteren zag.
"Klein, krulletjes", zo vat ik haar samen. "Een beetje joods," hoor ik mezelf zeggen. "Ze zou het mollige zusje van Arnon Grunberg kunnen zijn", voeg ik er plagerig aan toe.
"Flauwekul", zegt mijn moeder afwerend. "Wil je nog koffie?"

Joods. Het is een terugkerend onderwerp in de familie. En dat komt door de meisjesnaam van mijn grootmoeder. Zij heet namelijk Christina Catharina Schaap. En Schaap is een joodse naam. Maar ja, is een naam altijd joods, vraag ik me af? Er zullen toch ook wel niet-joodse 'Schapen' zijn? Het is geen naam als 'Cohen', bijvoorbeeld. Of zijn er ook niet-joden die Cohen heten? Ach, ik weet er te weinig van.

Een aantal neven en nichten beweert bij hoog en bij laag dat wij joods zijn. De naam Schaap is bewijs genoeg, vinden ze. Denk maar aan de juwelier Schaap & Citroen, voegen ze dan toe - om hun punt te onderbouwen. Joods-zijn gaat van moeder op moeder, dus wij zijn ook joods, klaar uit, concluderen ze dan snel.

Toen me dit voor het eerst verteld werd, wist ik niet wat ik hoorde. Ik joods? Half-joods? Ik moest en zou hier meer van weten en onderwierp mijn moeder aan een kruisverhoor. Zij is ten slotte de directe dochter van deze Cato Schaap. De laatste dochter die nog leeft.
"Ach, flauwekul", zei mijn moeder.
Dat zegt ze snel en vaak bijvoorbaat, dus daar ging ik niet helemaal in mee. Ik vroeg door. Ik zag haar nadenken. Tot ze het ultieme argument vond om te bewijzen dat haar moeder niet joods was (en zij niet en ik dus ook niet en mijn neven en nichten al helemaal niet).

"Oom Hendrik uit Zutphen was een broer van mijn moeder. En die was hartstikke fout in de oorlog." Ze kijkt me triomfantelijk aan.
"Nou en?", vraag ik.
"Een jood is toch geen NSB'er?" Dat bedoelt ze duidelijk niet als vraag. Het is eerder een soort onontkoombare oorlogs-logica.

Kan je joods zijn en fout in de oorlog? In de optiek van mijn moeder niet, nee. Waren er joden die lid werden van de NSB als dekmantel? Of wist deze oom-Hendrik-uit-Zutphen zelf ook niet dat hij joods was? Net zoals wij dat nu niet weten? Veel vragen, geen antwoorden.

Ik was het eigenlijk weer vergeten. Ik had het afgedaan als een onbelangrijk vraagstuk. Want, stel dat ik wel half-joods blijk te zijn. Stel dat ik daarvoor uit archieven een bewijs weet op te graven. Maakt mij dat tot een interessanter persoon? Is mijn leven dan beter? Leuker? Tragischer? Verandert het iets? Wil ik me dan opeens in Israel vestigen? Nou, nee.

Flauwekul, zou mijn moeder zeggen. En ergens heeft ze gelijk. Of niet?

Moet ik het toch eens over hebben met mijn 'joodse' achternichtje S. Eens horen wat haar vroeger thuis verteld is. Ik ben nog niet klaar met die grootouders. Wordt zeer waarschijnlijk vervolgd.

1 opmerking:

Anoniem zei
Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.