
In april van dit jaar schreef ik een stukje op mijn blog over een ontmoeting. Ik noemde het stukje 'Zwervende Dichter'.
Ik heb haar in mei en juni vrijwel wekelijks ontmoet. Ze wilde schrijven in het Nederlands, maar dat ging moeilijk vanuit Australië en daarom was ze hier. Ik leende dichtbundels aan haar uit en mijn woordenboeken. Ze herkende zichzelf in het werk van Hanny Michaelis. Judith Herzberg natuurlijk. Ze bewonderde Esther Jansma. Ik liet haar kennismaken met Herman de Coninck. En dat ene prachtige gedicht van Ischa Meijer. We scheerden langs elkaar via de poëzie.
Ze las haar eigen kersverse gedichten voor, die we dan bespraken. Wat er nog onduidelijk aan was en of dat erg was. Wat ze eigenlijk wilde zeggen en hoe je dat dan het beste kon doen. Terwijl we zo op de vierkante millimeter woordjes zaten te wikken en te wegen, zat ze al in haar teksten te schrappen, fanatiek, alsof het hier en nu af moest. Goed moest. Alsof er maar één versie van een gedicht bestaat.
Ze was gekomen om te schrijven over de na-oorlogse periode waarin ze als kind in Amsterdam woonde met een joodse familie om haar heen die eventjes warmte zocht in hetzelfde nest en later uitvloog. Naar Australië bijvoorbeeld. En nu was ze terug, op tijdreis anno 2008, met heel haar ziel en zaligheid in een grote groene boodschappentas.
Laat ik haar een engel noemen. Niet dat ze heilig was, helemaal niet. Ze zou zelf hard moeten lachen om het woord engel. Ze was ook te eigenwijs voor een engel. En ze praatte te hard. Maar toch. Waarom streek ze neer uitgerekend in mijn straat? Hoe kwam het dat deze joodse engel uit Melbourne mij een spiegel voorhield? Er was herkenning. En dat had niets met afkomst, woonplaats, leeftijd te maken.
Hoe te leven. In het echt en in de taal. Zoiets.
afbeelding: Wounded Angel van Hugo Simberg
Geen opmerkingen:
Een reactie posten