'Zoekt u iets?' vraag ik. Ze staat voor mijn huis te turen, trapje op, trapje af. Het pand bekijken van een afstandje. Weer richting tuinhekje. Ik zet mijn fiets op slot.
'Zit hier een ... eh... schrijverschool?' vraagt ze. Ze heeft een wollen muts op en een lege knalgroene boodschappentas aan haar arm. Ik ben een beetje op mijn hoede. Is ze een zwerver?
'Ja, het Schrijfatelier', zeg ik. 'Dat is mijn bedrijf.'
'O', knikt ze afwezig. Stilte die ik niet kan interpreteren. Wat wil ze nou?
'Wilt u verder iets weten?' vraag ik om haar op gang te helpen.
'Ik woon in Australië, ziet u. Ik ben naar Nederland geëmigreerd, toen ik jong was. Ik dicht in het Engels. Een jaar of drie geleden ben ik mijn gedichten gaan vertalen naar het Nederlands. Vooral de gedichten die over de oorlog gingen. Snapt u?'
Ik denk dat ik het snap. Maar waarom is ze hier?
'Ik volg een cursus op de Schrijversvakschool. Bij Carla Boogaards. Kent u die? O, zal ik u mijn bundel laten zien? Ik kan hem alleen niet weggeven, want ik heb er nog maar vijf, en ik ben hier pas een week.' Ze lacht verontschuldigend.
'Misschien vindt u het leuk om van de week samen een kopje koffie te drinken?' stel ik spontaan voor. Het is er uit voor ik het weet. Maar het lijkt me ook echt leuk. Gewoon een kopje koffie? Nu is zij argwanend. Ja, gewoon een kopje koffie.
'En een goed gesprek over poëzie natuurlijk', voeg ik er snel aan toe. Ze lacht. Ontspant.
Ze is acht weken in Nederland om in haar moedertaal te leren dichten. Haar Nederlands is niet goed genoeg, vindt ze zelf. Ze woont in een appartement aan de overkant van de straat. Aan het eind van het gesprek geven we elkaar een hand, als het ware om de afspraak te bezegelen.
Zo ontmoet ik ze graag, zeg, zwervers. Eh, dichters.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten