
31 oktober 2007
De wekker gaat. Man feliciteert me. Met onze zoon A. die vandaag zeventien wordt. Nog half in slaap, antwoord ik, tot mijn eigen verbazing: 'Wat een bevalling was dat!' En dat was het.
Ik heb destijds wel honderden pogingen gedaan om erover te schrijven, over mijn eerste overweldigende, onzinnige, beestachtige, prachtige, krankzinnige, ja, bijna onmenselijke ervaring om deze baby op de wereld te zetten.
Je kunt eten en de krant lezen.
Je kunt bellen en zwaaien.
Je kunt fietsen en kletsen.
Je kunt lezen en thee drinken.
Maar baren? Je kunt baren. That's it.
Over het hyperventilerende gepuf om je adem om die gigantische buik heen te leiden. Over je irritatie voor licht. Voor washandjes. Voor aandacht. Voor aanrakingen. Over hoofdjes die weer terugfloepen. Over gyneacologen die, ja wat doen die eigenlijk? Over puffen en persen. Over iets levends uitpoepen dat er eerst niet is en dan wel. En dat blijft. Over een raar, klein mannetje dat je met wijze ogen aankijkt alsof hij je al jaren kent. Over het gepruts met melkborsten en navelbandjes en luiers en badjes en flesjes. Over de zorg, die toen begon en nu al zeventien jaar onder mijn leven kabbelt.
Baren en schrijven: kennelijk ook een onmogelijke combinatie. Want ik vond er geen enkel boek over. En dat miste ik. Ik wilde lezen hoe andere vrouwen dit ervaarden. Of ik de enige was wiens wereld op zijn kop gezet was door de komst van zo'n kleine kabouter. Ik kwam allerlei technische bevallingsboeken tegen, dat wel, maar die stonden vol met onbruikbare tips voor de op handen zijnde bevalling. Niets over het baren zelf. En ik las de Ouders van Nu, maar die repte van babybehang en hoe je gezellig met je schoonmoeder naar Artis kon. Ook de literatuur meldde niets. De poëzie? Leeg. Alle geschreven woorden zwegen als het graf over de bevalling. Baren bleek het best bewaarde vrouwengeheim te zijn.
Dus ging ik het zelf proberen. Soms vind ik nog wel eens zo'n poging. Het werd gepruts dat niemand wilde lezen. Ikzelf al helemaal niet. De taal was niet toereikend genoeg. De taal wilde zich niet plooien om zaken rond leven en dood. Althans, niet direct. En dat was wel wat ik zocht. Poging gestaakt. Ik begon te begrijpen waarom alle andere vrouwen er niet over schreven. Het was domweg niet te doen. Een dikke laag ironie hielp, maar die omweg wilde ik niet. En zo bleef deze bevalling een verhaal in mijn hoofd, niet op papier.
Het klink gek, maar zoon A. heeft hier eigenlijk weinig mee te maken.
Hij is mijn zoon. Al zeventien jaar.
Hij is wezenlijk belangrijker dan ikzelf.
Maar dat is weer een heel ander verhaal.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten